In 2017 kreeg Felix de Rooy de vraag om mee te werken aan de monografie van Norva Sling. Norva kreeg een overzichtstentoonstelling in Museum Beelden aan Zee (NL). Voor de vormgeving van de monografie werd René Wissink (Atelier Argos) gevraagd. Het boekwerk zou in eerste instantie alleen in het Nederlands worden uitgegeven maar op dringend verzoek van Felix een René werd er besloten om het ook in het Papiaments te doen, wat recht deed aan de wortels van Norva en aan allen op Curaçao die liefhebber zijn van haar werk.
Felix fungeerde als redacteur en als auteur. Andere auteurs waren: Jennifer Smit, Jan Teeuwisse, Otto B. Linker en Maria Linker-Nagel. Eindredactie: Marjan Overdijk | Vertaling: Libèrta Rosario | Uitgever: Louise Bos | Foto's: Kirk Claes, Wim de Boer en Sinaya Wolfert.
In den beginne…
“Mijn vroegste herinnering is aan mijn moeder; ik ben vier jaar oud en ze geeft mij samen met mijn tweelingzusje borstvoeding. Elk van ons met de lippen aan haar tepels vastgezogen: Madonna met zogende tweeling, Oermoeder van vruchtbaarheid, verstrengelde vrouwenvormen, zwanger van symboliek. Het was trouwens gestolen moedermelk, bestemd voor ons twee jaar jongere zusje.”
Norva Sling is op 12 november 1947 onder het sterrenbeeld schorpioen geboren in het Sint Elizabeth Hospitaal in Otrobanda Willemstad Curaçao. Haar moeder Julia Matrona had geen idee dat ze een tweeling droeg, hoewel zij al vijf kinderen had gebaard. Haar vader Nicolaas Sling had blijkbaar wel een vermoeden, want hij stond erop dat zijn vrouw in het ziekenhuis zou bevallen.
Mijn tweelingzus Nilva zag als eerste het levenslicht. Het bleek een grote verrassing voor Julia dat er blijkbaar nog een kind in de wacht stond. Ze vroeg aan de nonnen die haar bijstonden in de kraamkliniek hoe het mogelijk was. Ze raakte lichtelijk in paniek omdat zij ook geen naam had voor het bonus kind. “Hoe noem jij je eerstgeborene, vroeg de non. Nilva antwoordde mijn moeder. Noem deze dochter dan Norva, antwoordde de non. En zo ben ik aan mijn naam gekomen. Enkele jaren geleden kwam ik achter de betekenis van mijn naam: Licht in het oog.”
Haar moeder gaf elk van haar kinderen twee jaar lang borstvoeding in de veronderstelling dat ze dan in die periode niet zwanger kon raken. Desondanks baarde zij negen kinderen waarvan er nog maar vijf leven.
“Bij ons thuis was Julia het centrum van ons universum waar alles om draaide. Als een manager delegeerde zij het huishouden omdat ze buitenshuis hard moest werken om het gezin te helpen onderhouden. Ze was kokkin en strijkster en had meestal te weinig tijd om ons op te voeden. Te weinig tijd om ons als moeder tederheid en bescherming te geven.
Ik voelde mij nooit eenzaam want ik ben gezegend met een dosis kreativiteit en speelde vaak met een gefantaseerd vriendinnetje Lili. Ik voerde lange gesprekken met haar, totdat een kennis mijn moeder attendeerde op mijn vreemde gedrag. Of ik last had van spiritu’s en dat het mischien spookte in mijn hoofd. Ik schrok van Julia’s felle reactie op mijn onzichtbare vriendin; Lili blijkbaar ook want zij verdween en kwam nooit meer terug om met mij te spelen.”
Seru Fortuna
De herinneringen aan haar vader Nicolaas Sling zijn gering en vaag, met de tijd versleten.
’Ik kan mij niet herinneren dat hij mij ooit optilde of liefkoosde. Als mijn vader na ons zijn avondeten at, bleven wij om hem heen staan om te wachten op wie zijn kippenbout mocht afkluiven. Niet omdat onze magen niet gevuld waren, maar omdat we hongerden naar zijn aandacht en genegenheid.’ Haar vader overleed toen Norva tien jaar oud was, maar hij liet geen grote leemte in haar achter omdat zij te weinig wezenlijk contact met hem had kunnen opbouwen. Nicolaas Sling was metselaar, volgens zijn echtgenote een bekende metselaar, die herenhuizen had gebouwd in Punda en het deftige Pietermaai, constructies van Europees vernuft en Afrikaans zweet.
Zelf woonde Nicolaas met zijn gezin in een eenvoudige woning in de wijk Seru Fortuna bieu, Heuvel van Fortuin. In de jaren 70 ontstond de wijk Seru Fortuna nobo een project arbeiderswoningen op een steenworp afstand van  het befaamde nationale bordeel Campo Alegre, het Vrolijke Veld. Het huis was door Nicolaas in de jaren 30 gebouwd  op een stuk grond dat aan zijn familie toebehoorde. Een lap diabaas heuvel begroeid met dividivi bomen, doornstruiken en een keur aan geneeskrachtige kruiden.
De kinderen speelden meestal buiten. Ook als het regende, ravotten zij in de riviertjes die plotseling stroomden door de uitgesleten groeven in de rotsen. In oktober bloeiden fel gekleurde bloesems in de anders kale en dorre mondi om het huis. ‘Ik werd betoverd door de plotselinge explosie van kleurpracht, geschonken door de jerba di sanger, de bloedkruidboom.
Als klein meisje hield ik al van de natuur, van schelpen en stenen, hun vorm, structuur en kleur. Stukken hout, grillig, glad gepolijst door de elementen. Abstracte kronkels in hersenkoraal. Geoxideerde flessen met parelmoeren huid. Ik verzamelde mijn schatten in mijn slaapkamer. Mijn moeder kon het niet begrijpen. “Wat moet je in hemelsnaam met al die bomboshi troep, doe normaal, hou op met die gekheid!” Ik kon urenlang naar de maan kijken en naar de zonsondergang. Ik voelde al heel vroeg dat ik anders was, alleen begreep ik toen nog niet dat ik een kunstenaar was. Mijn zusje Nilva en ik hadden geen barbiepoppen of ander duur speelgoed, maar we maakten zelf onze poppen van flessen. Je zoekt een lege fles, mooi van vorm en kleur. Week het etiket eraf. Zoek een steen die in de flesopening past. Ontrafel een stuk touw op handbreedte lengte. Prop het uiteinde van het touw in de flessenhals en sluit deze af met de steen. Duw de steen vast of sla er voorzichtig op met een zwaardere steen. Daarna kan de pop worden aangekleed met papieren jurkjes die met cactusnaalden zijn genaaid.
Ik heb altijd een sterke band gevoeld met mijn tweelingzus Nilva. Ze had best wel tekentalent en was creatief in de handenarbeidles op school. Maar ze kreeg op jonge leeftijd al kinderen en werd Jehovagetuige. We kozen elk onze eigen levensweg maar ik voel mij voor altijd met haar verbonden. Zelfs over de Atlantische Oceaan heen voelen wij elkaars emoties. Op de lagere school werd ik gepest met mijn naam. Norva, dat is toch geen naam, riepen de kinderen. Alsof dat niet genoeg was zei de juf dat ik een dom kind was en dat ik mijn eigen naam niet goed kon schrijven. Het is Noorva, met twee o’s beweerde zij. De hele klas moest lachen maar ik kon wel door de grond zinken. Als kind maakte de maatschappij me al snel bewust dat ik als zwart meisje anders was dan de witte mensen. Op onze Nederlandstalige school zaten grotendeels Papiamentstalige zwarte kinderen. De paar witte Nederlandse en Portugese kinderen werden voorgetrokken en mochten meestal vooraan in de klas zitten, dicht bij de juf. Misschien is het daarom dat het voortgezet onderwijs aan mij is voorbijgegaan, meegenomen door de passaatwind.’
Tijd van vruchtbaarheid
‘Toen ik van meisje, vrouw werd en voor het eerst begon te bloeden, schrok ik heel erg. Ik was totaal onvoorbereid op het wonder van de menstruatie. Bij ons thuis werd er nooit over sex gesproken. Ik kreeg kramp en buikpijn, ging op bed liggen en bad dat ik niet dood zou gaan. Mijn oudste zus ontdekte het bloed op het laken en vertelde het aan mijn moeder die ‘s  middags laat en doodmoe van haar werk thuiskwam. Geheimzinnig legde zij mij uit wat ik moest doen tegen de bloedingen en troostte mij met het feit dat alle vrouwen eens per maand mijn bloedend lot deelden. Maar er werd verder met geen woord gerept over de omgang met mannen of over zwangerschapspreventie. Misschien weigerde Julia ons als maagdelijke meisjes te verliezen aan het noodlot van sexualiteit en moederschap. Zij was ook erg streng naar haar dochters, we mochten zelden ’s avonds uit, maar dan kregen wij te horen: “Pas op voor mannen!” Ik was heel lang een onschuldig meisje en het kind in mij is nog altijd sterk aanwezig. Pas na de geboorte van mijn dochters voelde ik mij enigszins volwassen. Ik begrijp nu beter welk deel van mij door ervaring, tijd en pijn is opgegroeid. Ik ben gezegend met vier dochters, mijn bloemen, Naomi, Ninfa, Ebony en Rashidah. Ik probeer ze met liefde op te voeden, met simpele middelen te inspireren en te motiveren, niet dat het altijd lukt..... Ik ben ook de trotse oma van een kleinzoon Shyheim en ik hoop op nog meer kleinkinderen.’
Beeldentuin
De revolte van 30 mei 1969 bracht een grote omwenteling in het politieke en culturele bewustzijn van de zwarte Antilianen. Black Power en Black is Beautiful werden omarmd door de gekleurde bevolking die hun rol als tweederangs burgers van het eiland zat waren. De geest van Tula was herrezen, hij wilde niet langer wachten op vrijheid en gelijkwaardigheid. De vlam sloeg in de pan toen een protestmars van arbeiders en demonstranten door hitte, drankgebruik en politieoptreden omsloeg in plundering en brandstichting. Een  deel van Otrobanda en het toeristencentrum Punda werd in de as gelegd. Maar daarna kreeg het eiland voor het eerst een zwarte regering, een zwarte gouverneur en een zwarte gezaghebber.
Aan het begin van de jaren zeventig werkte Norva bij Texas Instruments, een bedrijf dat door een staking van zijn arbeiders een belangrijke factor was in de revolutie van 30 mei. De bus naar haar werk stopte dicht bij een High Flying Park, de voorloper van de Nederlandse coffeeshop, een pleisterplaats voor de meestal werkeloze jongeren in de schaduw van de indju bomen langs de kant van de weg. Met wegwerpmateriaal, autobanden, oliedrums, drijfhout en verf maakten ze meubilair en decoratie voor hun openluchtbuurthuis.
Beschut tegen de felle zon en schommelend in een autoband met een dikke joint gaat het eiland vanuit de koele schaduw aan je voorbij. Dit park heette Rest of Africa gelegen aan de Seru Fortuna weg. Daar ontmoette Norva de toekomstige vader van haar kinderen, de kunstenaar Nel Simon, voor het eerst.
‘Ik zag een man bezig met het maken van een beeld van klei, een afbeelding van een indiaan, de oorspronkelijke bewoners van ons eiland, lang geleden uitgeroeid door de Spaanse en Nederlandse kolonisten, voordat mijn voorouders uit Afrika op slavenschepen zijn geïmporteerd. Toen ik Nel met de klei bezig zag en zag hoe hij vormen uit schijnbaar elastische aarde kon kneden, begonnen mijn vingers letterlijk te jeuken, te tintelen. Ik sprak hem verlegen aan en vertelde dat ik heel graag met klei wilde leren werken. Hij grijnsde stug, maar vond het goed zolang ik het niet erg vond mijn handen vies te maken. Het eerste beeld dat ik heb gemaakt was een masker met een kroon van wabidoornen. Het moest Jezus Christus verbeelden. God is een ondoorgrondelijke, onverklaarbare kracht. Vroeger toen ik een klein meisje was, was hij voor mij een grote, sterke oude man met een lange baard, maar dat beeld heb ik al lang geleden afgezworen. Ik raakte bevriend met Nel en wij gingen samen naar Fundashon Obra di Man om in een sociaal-cultureel project te worden opgeleid tot keramist. 
Het was een driejarige cursus maar het accent lag niet op artistieke expressie en was veel meer gericht op commerciële productie van vazen, borden, schalen en kopjes voor toeristen en de lokale consument. Ik heb mij vanaf het begin beziggehouden met het maken van beelden, ik had geen boodschap aan het maken van serviesgoed. Nel en ik werden gezien als de eigenzinnige kunstenaars en kregen de vrijheid om ons eigen werk te maken. Ik was vijfentwintig jaar en na een jaar vriendschap, ondanks de boze woorden van mijn moeder, trok ik bij hem in. In 1974 kreeg Nel het aanbod om voor een jaar een professionele keramische opleiding te volgen aan de University of Burlington in Vermont. Nel wilde dat ik met hem meeging en om een visum voor de U.S.A. te kunnen krijgen zijn wij getrouwd. Ik heb daar veel geleerd en gezien, musea bezocht en voor het eerst kennis gemaakt met Afrikaanse kunst. Toch was ik erg blij om terug te keren naar Curaçao, gevuld met kennis en inspiratie. Nel heeft een grote keramische oven gebouwd in de tuin achter ons huis, zodat wij onafhankelijk van anderen onze beelden konden maken en bakken. Zo ontstond langzamerhand een beeldentuin die beroemd werd op het eiland.
Wij kregen veel bezoekers en klanten uit de hele wereld. Sommigen noemden onze beeldentuin een paradijs dat jammer genoeg in 1993 haar poorten sloot.......’
Vormen van liefde
Als kunstenaar ben ik vooral geïnspireerd door de natuur en haar cyclus van geboorte en dood. Ik werk graag met rondingen, glad gestreelde, bolle en holle vormen die ik kneed uit koele vochtige klei. Onder mijn vingers voelt de klei als vlees en nadat het uit de oven komt is het in versteend vlees getransformeerd. Door te werken met klei ben ik een spiritueler mens geworden. God is voor mij een grote kracht, inspiratie uit een bron van liefde. Ik ben toegetreden tot het Bahá ì geloof, vanwege de visie op de eenheid van de totale mensheid voorbij ras, cultuur en religieuze wortels. Ik geloof in mijn innerlijke kracht; als ik naar mezelf luister, naar mijn gevoel, mijn intuïtie, kom ik tot de beste inzichten. Wanneer ik met klei werk vergeet ik mijn rationele zelf en stroomt mijn ziel ongehinderd door mijn vingers. Afrikaanse vormen komen organisch naar boven, zonder vooropgezette stijlnormen. Ik geloof dat dit komt omdat in de Afrikaanse kunst van mijn voorouders, de gestileerde natuur een oerbron van inspiratie is. Het stroomt ook door mijn bloed, nog ouder zelfs dan de farao’s en hun kunst; het waren de rotsen en de stenen die hen inspireerden.
Curaçao had toen ik begon nog geen collectie Afrikaanse kunst in de musea en galeries. Ik heb nooit kunstgeschiedenis gehad en was ook nog niet blootgesteld aan kunst uit Afrika. Een beetje vreemd voor een eiland dat grotendeels wordt bewoond door mensen van Afro-Caraïbische afkomst. In New York en Montreal heb ik de eerste echte confrontatie met Afrikaanse kunst gehad. Het was een feest van herkenning van vormen en structuren. Een gevoel van thuiskomen bij een familie, te horen bij een oude traditie van kunst. Ik heb mijn eigen unieke stijl altijd gevolgd maar blijf geïnspireerd door de artistieke geest van mijn voorouders. Mijn thema’s bestrijken vrouwelijkheid, moederschap, zwangerschap: gespannen rondingen, vloeiend lijnenspel, mensen, dieren, planten. De hele schepping is een bron van inspiratie. En als ik er goed over nadenk blijkt het DNA van al mijn kunst, de liefde voor Moeder Aarde en haar mensheid te zijn.’
God de pottenbakker
De beeldentuin achter het huis van Nel en Norva was een begrip geworden voor het culturele leven op Curaçao en heeft de carrière  van het kunstenaarsduo voorbij de grenzen van het eiland gekatapulteerd. Naast tentoonstellingen in alle musea en culturele centra op Curaçao volgden ook exposities in Santo Domingo, Nederland en België met lovende recensies voor hun Afro-Caraïbische sculpturen. De beeldende kunst van voor 1969 werd vooral ingevuld door Nederlandse kunstenaars die op het eiland woonden, passanten en soms permanente migranten, aangevuld door lokale schilders en beeldhouwers die vooral de westerse beeldtaal volgden.
Na de revolte van 30 mei begon het culturele landschap te veranderen en Afro-Curaçaose kunstenaars manifesteerden zich sterk en permanent als nieuwe iconen in de lokale kunstwereld. Yubi Kirindongo met zijn monumentale bumpersculpturen en de sensuele gestileerde en Afrikaans geïnspireerde  keramische sculpturen van Norva en Nel Simon hebben het gezicht van de beeldende kunst op Curaçao permanent veranderd. Deze kunstenaars, geboren uit het zwarte arbeidersmilieu, werden nu ook omarmd door de culturele elite van het eiland als de vleesgeworden manifestatie van Black is Beautiful. De gelauwerde nestor van de Antilliaanse literatuur, Boeli van Leeuwen, sprak in lyrische bijbelse taal het openingswoord voor de tentoonstelling in 1984 van Norva en Nel Simon in Landhuis Brievengat: ‘......... Zo gezien was God de eerste pottenbakker en de mens, naar zijn beeld geschapen, is diep en oerinstinctelijk verbonden met de klei waarop Hij schreef lang voordat er papyrus en perkament was. Gedroogde klei, later verhitte en dus verharde klei diende Hem tot communicatie, tot eetgerei, tot waterkruik. Job zat op zijn mesthoop en krabde zich met een potscherf. Chonja wordt vergeleken met een verbrijzelde pot .’Dit is de pot en wij zijn het vlees,’ zegt Ezechiël. ‘Wie keert de kruiken des hemels om?’ vraagt Job in een grandioos beeld en de psalmist smeekt ons: ’Doe mijn tranen in Uw kruik, zijn zij niet in Uw boek?” En de prediker maant ons alert te zijn voordat de kruik bij de bron wordt verbrijzeld. De pottenbakker, de beeldenmaker uit klei, verricht bij uitstek Goddelijk werk. Zijn creativiteit gaat terug naar de oertijd en is altijd aan het einde van een lange lijn. Het werk van de geest is breekbaar en broos....... Wanneer u vanavond tussen deze beelden staat, besef dat u staat in het stof waar leven in geblazen is. Dit leven komt uit de ziel van Nel en Norva Simon’.............
In 1991 krijgen Nel en Norva de prestigieuze Cola Debrotprijs, de hoogste culturele onderscheiding van het eiland. Vanaf 1992 bewandelen zij elk hun eigen levenspad.
Gritu: de schreeuw
Een gebroken relatie, een emotionele amputatie is traumatisch en de fantoompijn is moeilijk onder woorden te brengen. In 1993 exposeert Norva Sling in het Curaçaosch Museum met haar eerste solo tentoonstelling; Dedika na mi 4 flornan, opgedragen aan haar vier bloemen. Het beeld Gritu valt door haar emotionele intensiteit op tussen het andere werk dat een vloeiende sereniteit uitstraalt. Gritu, een vrouwentorso waarvan het gezicht naar voren is geduwt en de lippen zich vormen rond een oerschreeuw.
Een Gritu van emotionele transitie, de vormgeving van een rouwproces. De tragedie van de moeder die alleen komt te staan met haar kinderen, is een universele tragedie die ook plaats vindt ver buiten etnische en geografische grenzen. De pijn is een universele pijn, de onvermijdelijke poort van hel naar heling. Gritu van Norva Sling staat naast De Schreeuw van Edvard Munch als iconografische verbeelding van existentiële ontreddering.
‘Het rouwproces uitte zich in een verstopping van mijn creatieve ziel. Een tijd lang had de klei haar aantrekkingskracht verloren. Maar mijn onderbewuste scheppingsdrang, de drang om te overleven, heeft uiteindelijk de strijd gewonnen. Ik nam een stuk klei en zonder erover na te denken kwam Gritu door mijn vingers uit mijn geest te voorschijn. Het is niet alleen een schreeuw van pijn, het is ook een schreeuw van bevrijding. Bevrijding van de pijn. Het is ook een schreeuw van kracht, een powerschreeuw. In Japan schreeuwen de drummers om de kracht uit hun lichaam te persen, zodat ze ritmes kunnen scheppen. Scheppen is niet altijd een stille bezigheid. De schreeuw is een drang tot creëren.’
Na Gritu gingen alle sluizen weer open. Stroomde de organische expressie van haar creativiteit weer als water nadat de dam was gebroken. ‘...........Het ritme van stilte is de zachtste melodie..........’
Renaissance in Steggerda
Na haar solo expositie in het Curaçaosch Museum in 1993 verpot Norva Sling zich met haar vier bloemen Naomi, Ninfa, Ebony en Rashidah naar Nederland en schiet opnieuw wortel in het Friese dorp Steggerda ver weg van zonovergoten pijn.
‘Uit de klei van Steggerda heb ik een nieuw leven gekneed; ben volwassen en gelouterd uit tragedie herboren en geef opnieuw vorm aan de continuïteit van het leven voor mij en mijn dochters. Ik pretendeer niet een vaderrol te vervullen; ik ben zelf ook grotendeels zonder vader opgegroeid. Ik ben kunstenaar en moeder, opvoedster en soms vriendin voor mijn dochters, die soms ook mijn zusjes zijn.’
In het Friese Steggerda bloeit Norva weer op en haar werk getuigt van een sterke kracht en tederheid. In deze periode, tot haar vertrek in 2009 terug naar haar geboortegrond, exposeert Norva op tientallen plaatsen in Nederland in solo- en groepstentoonstellingen. Ook werkt ze parttime in het bejaardentehuis De Lindestede in Wolvega. Daar krijgt ze inspiratie voor een serie beelden van oude vrouwen en mannen, gekneed door de tijd: ‘Rimpels zijn de golven van wijsheid.’ Ook raakt ze bevriend met collega-beeldhouwer Guus Hellegers en kan ze gebruik maken van zijn atelier. Haar creatieve kracht kon weer optimaal worden gekanaliseerd.
‘Als zwarte Antilliaanse familie in een wit dorp, zijn wij heel goed ontvangen en opgevangen. Men noemde mij De zwarte parel van Steggerda. Als men verder kijkt dan je zwarte huid word je in de eerste plaats geaccepteerd als mens, de uitzonderingen daargelaten. Ik ben een open en benaderbaar mens. Ik begrijp mijn Friese buren. Ik geloof dat als je mensen met liefde en respect behandelt en ze in hun waarde laat met al hun eigenaardigheden, je dat vaak ook weer terugkrijgt. Men ontdekt dan vanzelf dat alle mensen gelijk zijn; niet van karakter of achtergrond, maar in hun behoefte aan liefde en waardering.’
Als haar dochters in 2009 haar warme nest hebben verlaten, voelt Norva heimwee en groeit weer het verlangen terug te keren naar haar geboorte-eiland, Dushi Korsou. ‘Mijn beelden roepen mij en ik moet antwoord geven. Ik ben op Curaçao ooit begonnen met beelden maken en ik moet weer terugkeren. Er is geen ideale plek om beelden te maken. Inspiratie komt altijd op onverwachte momenten. Of je dat nu in Nederland, Curaçao of Rusland doet, het maakt geen verschil. Ik kies nu voor Curaçao, ik zou daarna ergens anders naartoe kunnen gaan, maar dat zie ik dan wel.’
Mama Kòrsou
De terugkeer naar Mama Korsou confronteert Norva met de dualiteit van het menselijk bestaan. Enerzijds de zonovergoten vertrouwde geboortegrond met de schaduw van haar geschiedenis, anderzijds een bestaan als alleenstaande vrouw, haar bloemen ver weg verspreid door Nederland. Het is het begin van een enigszins nomadisch bestaan van onderkomen naar onderkomen soms met tussenpozen van een paar jaar, soms van enkele maanden. Voor veel kunstenaars op Curaçao is leven op het eiland nauw verbonden met overleven. De terugkeer naar Curaçao in 2009 gaat niet onopgemerkt voorbij. Het dagblad Extra besteedt een paginagroot artikel met kleurenfoto’s aan Norva in haar koninklijke Afrikaanse gewaden en ingenieuze hoofddoeken samen met haar sculpturen. Een ode aan de kunstenares die is teruggekeerd naar de moederschoot. Haar solotentoonstelling draagt de veelzeggende titel
Perseveransia, (Doorzettingsvermogen). In 2010 selecteert de Sekshon di Kultura van het eilandgebied Curaçao Norva als afgevaardigde in de culturele delegatie voor het Festival del Caribe in Cuba. Norva maakt gebruik van haar verblijf in Santiago de Cuba om haar keramisch beeld ‘Figira na Estado (Zwangere Figuur) in brons te laten gieten. Kunsthistorica Jennifer Smit beschrijft de impact van het beeld in een recensie als volgt:  ‘De vormen en rondingen van deze zwangere vrouw zijn als die van een oermoeder die trots en onverschrokken haar lichaam aan de wereld toont. Norva Sling weet dit fiere zelfbewustzijn weergaloos vorm te geven.’
De tentoonstelling Antepasado di Futuro, (Voorouders van de Toekomst), die ter gelegenheid van de nieuwe status van het land Curaçao werd gehouden in het Curaçaosch Museum, gaf een overzicht van 100 jaar beeldende kunst van het eiland. Norva Sling was vertegenwoordigd met drie sculpturen Figura na Estado in brons gegoten en Observador en Parto (Bevalling) van keramiek. Observador (De Beschouwer), is een indrukwekkende zittende figuur zonder armen die associaties oproept met een gehandicapte dakloze die de bezoeker tegelijkertijd trots en kwetsbaar confronteert. Parto, toont het sublieme moment waarop de baby uit de moeder wordt geperst. De vreugde op het gezicht van het kind en de serene overgave op het gelaat van de moeder tonen het meesterschap van Norva die dit moment verheft naar de mystieke extase van een zwarte madonna. In haar jaren op het eiland blijft Norva zich profileren in verschillende solo- en groepstentoonstellingen.
Voor het cultuurhistorisch Museo Savonet maakt Norva, Jaya, een ode aan de zwarte min die de baby’s en kinderen van de welgestelde protestantse en joodse bewoners vaak hun leven lang verzorgde.Voor dit beeld gebruikte de kunstenares drie soorten klei. Zwarte klei voor de figuur van de Jaja, witte klei voor de baby in haar liefdevolle armen en terracotta voor de hoofddoek van de Jaja en haar kleed. Terracotta symboliseert ook de aarde en de klei van Tera Kora, het eiland dat de Jaya en haar Yu sin dolo, kind zonder pijn, omarmt.
Gesponsord door het Prins Bernhard cultuurfonds geeft Norva een klei en keramiek cursus aan kinderen in het buurthuis Santa Maria. 
Aan de University of Curaçao schenkt de kunstenares Gritu pa Ensenansa, Schreeuw voor Onderwijs. Dit masker toont een gestileerd hoofd met een opengesperde mond waarvan de huig aan de binnenkant te zien is en de tong naar buiten hangt. De intensiteit van haar sociale betrokkenheid is plastisch en lyrisch vormgegeven. De oermoeder in Norva kan echter de verre lokroep van haar dochters en haar kleinkind niet langer weerstaan en in 2015 steekt zij op zilveren vleugels de oceaan weer over naar haar bloemen in Nederland.
De terugkeer
Als een nomade in Nederland reist Norva na haar terugkeer door het land waar haar dochters zijn geworteld. Ze verhuist van stad naar stad, logeert bij haar dochters en bij een bevriende kunstenaar zonder de mogelijkheid te hebben haar beelden te kunnen maken. Het is een tijd van meditatie over de grilligheid van het leven en het leven omarmen met een fluïde geest. Maar de geesten van de voorouders zijn haar goedgezind en Norva krijgt in 2017 een appartement in Amsterdam West toegewezen, rond het Mercatorplein en haar beelden kunnen eindelijk uit de opslag worden gehaald om in hun nieuwe huis met hun schepper te worden herenigd.
‘Het is een bijzondere ervaring om hier in de buurt met mijn lange gekleurde gewaden, mijn hoofddoeken en sjaals rond te lopen en de reacties te zien van de traditionele islamitische vrouwen die in deze buurt duidelijk vertegenwoordigd zijn. Het is een mengeling van herkenning en verwarring om mij te kunnen plaatsen. Wij zijn allemaal vreemdelingen op aarde en achter het masker van etnische identiteit zijn wij allemaal mensen van vlees en bloed, hongerend naar liefde, erkenning en respect.’
Het creatieve erfgoed van Norva is verspreid over veel plaatsen in Nederland, op Curaçao en op diverse andere plekken op aarde. Verzamelaars en instellingen hebben in de loop der jaren een groot deel van haar werk aangeschaft en koesteren de beelden in hun verzameling. De verzamelaars Otto en Maria Linker krijgen de fantastische inspiratie om de kunstenares in 2017 met een overzichtstentoonstelling te eren en vinden enthousiaste steun bij het prestigieuze museum Beelden aan Zee in Scheveningen waar een selectie uit haar indrukwekkend oeuvre tijdelijk aan haar oude bewonderaars en aan een nieuw publiek getoond wordt.
Voorbij haar Antilliaanse wortels, haar universaliteit.
Voorbij verborgen bejaarden, haar menselijke waarden.
Voorbij ontkende rassenstrijd, haar tederheid.
Voorbij getransformeerde smart, haar vruchtbare moederhart.
Uit scherven geleden tijd kneedt Norva haar beelden,
Voorbij vergankelijkheid.

 Felix de Rooy (Amsterdam, juli 2017)
Back to Top